zondag 30 november 2014

167. COLUMN THOMAS PIKETTY, DAGOBERTDUCKTAKS, ECONOMIE, DWDD, LE CAPITAL DU XXI SIÈCLE, TOENAME ONGELIJKHEID TUSSEN ARM EN RIJK (DEEL III - SLOT): "Met ongelijkheid is niets mis. Met extreme ongelijkheid wel."

DAGOBERTDUCKTAKS - ECONOOM THOMAS PIKETTY

 

Geweldige uitvinding

Waar ik me bij een bepaald soort rijke mensen vooral aan kan storen, is hun neiging om het kapitalisme te bejubelen alsof het een of andere geweldige uitvinding is waarbij iedereen gelijke kansen krijgt en waarbij alleen maar die winnaars komen bovendrijven die het letterlijk en figuurlijk het meest hebben verdiend. Omdat zij het hardst hebben gewerkt en omdat zij de economie evenredig aan hun eigen inkomens en vermogens het meest hebben laten groeien.
 

Retorische vraag

Over het feit dat er op deze wereld heel veel mensen zijn die even hard of zelfs harder werken dan zij maar die helaas de omstandigheden niet zo mee hebben (en die zij met wat pech dus zelf ook hadden kunnen zijn), hoor je ze niet. Net als dat ze er niet over zullen beginnen dat hun eigen vermogens toch wel iets meer lijken te zijn gegroeid dan de economie om hen heen. Iets waarvan Piketty in zijn boek heeft aangetoond dat dat gewoon een feit is: de vermogens van de rijksten zijn de afgelopen decennia gemiddeld drie tot vier keer sneller gegroeid dan de economie.
En het zijn natuurlijk niet alleen de vermogens die buitenproportioneel zijn gestegen. Toen in de Verenigde Staten de crisis in 2009 bijvoorbeeld op haar dieptepunt zat, ging 95% van de inkomensgroei naar de rijkste 1 procent. Interessante (maar retorische) vraag: zou dat zijn omdat de kwaliteit in arbeid van die 1 procent nu eenmaal enorm verbeterd is ten opzichte van de overige 99 procent of zou het ermee te maken hebben dat die 1 procent in een positie zit waarin ze zeggenschap heeft over de verdeling van de inkomens?
 

Materialistische vriend

Het doet me denken aan een materialistische vriend van me die als manager bij een bank werkt en die er hard om moest lachen toen daar onder druk van buitenaf bepaalde bonussen werden afgeschaft. Het grappige voor hem was dat als dit gebeurde, de leiding er wel op toezag dat de afgeschafte bonussen ruimschoots werden gecompenseerd door riante salarisverhogingen waardoor ze er zelf allemaal per saldo alleen maar op vooruit gingen.

De factor geluk

In mijn ogen zou het dit soort rijke mensen sieren als ze in elk geval wat meer bescheidenheid en dankbaarheid zouden tonen vanuit het besef dat ze veel te danken hebben aan de factor geluk. Een prachtig voorbeeld hiervan liet Twan Huys twee weken geleden zien in DWDD. Het betreft een fragment uit een speech van Melinda Gates op de Stanford University in San Fransisco waarin ze het heeft over de rol die geluk heeft gespeeld in de carrière van haar man Bill. Waarmee ze in feite de kern van mijn columns hierover perfect samenvat. Behalve hard werken en het nemen van risico’s moeten we nooit vergeten dat een essentieel onderdeel van succes een factor is en blijft die wij niet "verdiend" hebben: geluk. Geluk in de nature en nurture omstandigheden waarin we zijn geboren en opgegroeid. 
 
 
Bill and Melinda Gates
2014 Commencement Speech
Stanford University
Melinda Gates over de rol van geluk (22.20 - 23:10) 
 

Survival of the fittest

Ondanks dat ik er zelf totaal anders over denk, zou ik nog wel enigszins respect kunnen opbrengen voor rijke mensen die in plaats van dat ze een vorm van gepaste nederigheid tonen er gewoon hardop voor uitkomen dat zij alleen maar bezig zijn met een “survival of the fittest” strijd. Waarbij het ieder voor zich is en je het je echt niet kunt permitteren om aan de rest te denken. In feite valt er natuurlijk ook best iets voor te zeggen dat je als zoogdier vindt dat het je goed recht is om een standpunt in te nemen dat in het gehele dierenrijk heerst: het is doden of gedood worden.
 

Sociale consensus

Maar toch hoor ik gek genoeg weinig rijke mensen zoiets zeggen. De fascinerende vraag is waarom niet? Ik denk dat dit simpelweg komt doordat er onder de mensen een sociale consensus heerst die samengevat erop neerkomt dat wij vinden dat wij het niveau zijn ontstegen waarop dit soort primair, dierlijk gedrag plaatsvindt. Wij mensen kunnen wél (of meer) aan anderen denken! Om die reden is het onder de mensen toch behoorlijk “not done” om ervoor uit te komen dat je alleen maar aan jezelf denkt en dat de rest je maar weinig kan schelen.
Het is precies als een wielrenner a la Lance Armstrong die op de vraag of hij ooit doping heeft gebruikt, slim antwoordt dat hij heel vaak is gecontroleerd en dat er nooit iets is gevonden. Zo’n wielrenner kan ook gewoon “Nee” zeggen, maar omdat liegen in onze maatschappij wordt gezien als sociaal onwenselijk beantwoordt hij de vraag op zo’n manier dat hij niet liegt wat hem een beter gevoel geeft.

Ontzettend hypocriet

Ik weet niet of ik nou blij moet zijn met dit soort vormen van sociale consensus of juist kwaad. Ik kan blij zijn omdat het de indruk (beter: illusie) wekt dat er onder de mensen een soort objectief goed-en-kwaadbesef leeft waarbij we het er allemaal over eens zijn dat liegen onder het kwade valt en denken aan anderen onder het goede. Maar ik kan ook boos worden, omdat het allemaal zo ontzettend hypocriet is.
De gemiddelde mens liegt ongelofelijk vaak (zie bijvoorbeeld column 75) en is over het algemeen niet zo’n liefhebber van eerlijk delen. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar hoe vaak kinderen liegen en hoeveel moeite zij hebben met (eerlijk) delen. Je kunt dit afdoen met de opmerking dat het nog kinderen zijn die nog een boel moeten leren. Maar de interessante vraag is of als (!?) ze later als volwassenen minder liegen en meer delen ze dit doen omdat ze van gedachten zijn veranderd of omdat ze beseffen dat dat sociaal wenselijk gedrag is wat er van hun verwacht wordt. Maar waarvan je je ondertussen kunt afvragen of ze diep in hun hart eigenlijk niet stiekem net zo primair zouden willen reageren als dat ze als kind deden.
 

Onbewoond eiland

Over de discussie rondom delen en sociale druk/wenselijkheid ken ik nog een goede case. Stel eens voor dat een groep van honderd mensen aanspoelt op een onbewoond eiland waarop zich één grote kist met voedingsmiddelen bevindt. De groep is qua samenstelling een perfecte afspiegeling van de mensheid (man, vrouw, regio, ras, geloof, seksualiteit, intelligentie, kracht etc.).
Wat er vervolgens ook gebeurt, durf ik gerust te stellen dat niemand van de groep het alleen of met één of twee anderen in zijn hoofd zal halen om zich snel negentig procent van de voorraad toe te eigenen. Iets wat kijkend naar de verdeling tussen arm en rijk in de wereld in het gewone leven volstrekt normaal is, zal op dit eiland niet snel gebeuren. Waarom eigenlijk niet?
Ten eerste omdat dit soort gedrag als sociaal onwenselijk zal worden gezien. En het bovendien simpelweg door de groep niet zal worden geaccepteerd. Sterker nog, ik denk dat je serieus moet uitkijken dat je in zo’n geval niet wordt gelyncht. En ten tweede omdat het nogal uitmaakt of je ergens in de luwte kunt graaien ten koste van anderen of dat je in het zicht van deze mensen je hebzucht zo open en bloot tentoonspreidt.
 

Schaamte

Misschien hard maar het is een beetje te vergelijken met de keus tussen het een voor een doodschieten van allemaal joodse vrouwen en kinderen die je aankijken of dat je ze allemaal tegelijk "mag" vergassen door een blik Zyklon B-korrels door een dakluik leeg te gooien. Je bent vanuit je ego druk bezig je eigen hachje te redden of te verbeteren, maar je voelt ergens (door sociale druk van buitenaf of is het toch gewoon je geweten?) iets van schaamte in de manier waarop je dat doet en dus doe je dat liever zoveel mogelijk onopvallend en buiten beeld. 
Waarmee ik weer terugkom op mijn stelling in deel I dat je tijdens het analyseren van het menselijk gedrag uiteindelijk steeds weer op het naakte ego zult stuiten. 
 

Conclusie

Wil jij leven in een wereld waarin de verhouding tussen arm en rijk zo scheef is dat de 85 rijkste mensen evenveel geld hebben als de helft van de totale wereldbevolking en waarbij het duidelijk is dat deze kloof tussen arm en rijk alleen nog maar groter en groter zal gaan worden? Dat is wat mij betreft de (voor mij persoonlijk retorische) kernvraag hier.
Voor degenen die hierop “Ja” antwoorden vanuit de overtuiging dat dit nu eenmaal het gevolg is van de survival of the fittest waarmee we allen te maken hebben, kan ik nog wel respect opbrengen.
Voor degenen die hetzelfde antwoord geven vanuit de overtuiging dat het kapitalisme voor de economie het meest eerlijke en rechtvaardige systeem is waarin iedereen gelijke kansen heeft, kan ik dat niet. Dan ben je in mijn ogen op zijn zachtst gezegd heel naïef. Of je vindt het systeem vooral eerlijk en rechtvaardig omdat je weet dat jij in elk geval toch als een van de winnaars eruit zult komen. Waarbij je jezelf voorhoudt dat jouw kwaliteiten en werklust het verschil zullen maken en de anderen er dan maar harder voor hadden moeten werken. Bovendien hebben zij het recht niet om te zeuren aangezien jij evenredig aan je toegenomen inkomen en vermogen bijdraagt aan een verbetering van de economie en zij daar lekker van meeprofiteren.  
 

Beste slotwoord

Ach, het beste slotwoord komt van Thomas Piketty zelf: “Met ongelijkheid is niets mis. Met extreme ongelijkheid wel.”

Tonko


Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.



zaterdag 29 november 2014

166. COLUMN THOMAS PIKETTY, DAGOBERTDUCKTAKS, ECONOMIE, DWDD, LE CAPITAL DU XXI SIÈCLE, TOENAME ONGELIJKHEID TUSSEN ARM EN RIJK (DEEL II / III): Mijn God, zat de wereld maar zo simpel in elkaar

ONDERWERPEN: DAGOBERTDUCKTAKS - ECONOOM THOMAS PIKETTY

 

zelfbeschermingsmechanisme

Mijn standpunt dat ongelijkheid tussen de mensen op deze wereld door nature en nurture factoren van essentieel belang is voor het wel of niet behalen van financiële rijkdom lijkt me niet gewaagd en zelfs gewoon een gegeven. Toch lijkt dat het voor veel mensen niet te zijn. Hoe verschillend mensen ook zijn, zie je op dit punt ook grote overeenkomsten. Zo kun je bijvoorbeeld gerust stellen dat over het algemeen geldt dat hoe beter mensen het financieel hebben, hoe groter de kans is dat ze tot de survival-of-the-fittestgroep behoren en dat hoe slechter ze het hebben hoe groter de kans is dat ze in de sociale groep zitten (zie deel I).
Hierachter zit weer het simpele patroon dat mensen geneigd zijn hun successen geheel toe te wijzen aan hun eigen kwaliteiten, terwijl als ze falen of het lukt niet zoals ze willen het geheel zal worden toegeschreven aan externe factoren of pech. Noem het een vanuit de primaire oerdrift gecreëerd zelfbeschermingsmechanisme om te voorkomen dat we kritisch naar onszelf moeten kijken. 


Geluk en pech

Niet altijd maar wel vaak ligt de waarheid in het midden en dat geldt zeker hier. Natuurlijk kun je door je talent en doorzettingsvermogen heel ver komen. Maar waar de een met deze (meer nature dan nurture) kenmerken daadwerkelijk doorbreekt en rijk wordt, gebeurt dat met de ander niet. Grootste verschil: de mate van geluk en pech in de (overige) omstandigheden. Iets waar je - of je wilt of niet - echt totaal geen invloed op hebt. Ook binnen Nederland is het nogal een verschil of je geboren wordt als zoon van een bankdirecteur in Bloemendaal of dat je geboren wordt in de Schilderswijk in Den Haag als zoon van een werkloze alcoholist.

Oliedomme man

Toch valt het mij op dat je veel rijke mensen in de door Piketty ontstane discussie hoort verkondigen dat ze er gewoon hard voor hebben gewerkt en het dus letterlijk en figuurlijk verdiend hebben. Alsof alle anderen op deze wereld precies hetzelfde hadden kunnen verdienen als zij als ze maar iets beter hun best hadden gedaan. Precies als die oliedomme man uit column 114 die aangaf het geweldig nieuws te vinden dat de 85 rijkste mensen in de wereld evenveel (!) geld blijken te hebben als de armste helft van onze wereldbevolking (3½ miljard mensen). Omdat dit nieuws die 3½ miljard mensen zou moeten motiveren om óók zo hard te gaan werken om dat te bereiken.
 

Luie donders

Mijn God, zat de wereld maar zo simpel in elkaar dat voor iedereen in deze wereld geldt dat naarmate je harder werkt je evenredig meer geld verdient en vice versa. Dat zou nog eens eerlijk zijn! Maar laten we eerlijk (!) zijn: daar is op deze wereld natuurlijk helemaal geen sprake van.
Wie zonder met zijn ogen te knipperen beweert dat het bijvoorbeeld eerlijk is dat een voetballer als Ronaldo meer dan tweehonderdduizend euro per dag verdient en een miljard mensen op deze wereld voor hun werk minder dan een dollar per dag krijgen, liegt of geeft een wel hele vreemde betekenis aan het woord eerlijk. Als Ronaldo er nou tweehonderdduizend keer zo hard voor moet werken als die miljard luie donders, kan ik me er nog iets bij voorstellen.
Nou is “hard werken” een subjectief begrip, maar een (objectief) feit is wel dat als je kijkt naar de gemiddelde werkweek van een profvoetballer je gerust mag concluderen dat die miljard mensen gemiddeld veel meer arbeidsuren zullen maken dan een Ronaldo. Ik durf zelfs nog een stap verder te gaan door te stellen dat die persoon die fysiek en psychisch het meest en hardst werkt van iedereen op deze wereld eerder tot het (grote) armere deel van de bevolking zal behoren dan tot het (heel kleine) rijke deel.


Tonko

 

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.



 

donderdag 27 november 2014

165. COLUMN THOMAS PIKETTY, DAGOBERTDUCKTAKS, ECONOMIE, DWDD, LE CAPITAL DU XXI SIÈCLE, TOENAME ONGELIJKHEID TUSSEN ARM EN RIJK (DEEL I / III - VERVOLG KOMT HIERNA): "Some are more equal than others"

ONDERWERPEN: DAGOBERTDUCKTAKS - ECONOOM THOMAS PIKETTY

 

Dagoberducktaks

Bij DWDD gisteravond ging het over de tien woorden die Van Dale Uitgevers weer heeft genomineerd voor de titel "Woord van het jaar". Eén van die woorden is “dagobertducktaks”, de extra belasting voor heel rijke mensen. Natuurlijk kan dit woord niet los worden gezien van de wereldberoemde Franse econoom Thomas Piketty die een paar weken geleden nog op uitnodiging van de Tweede Kamer in ons land was om zijn belangrijkste conclusies uit zijn bestseller “Le Capital du XXI siècle” te bespreken (een commercieel slimme knipoog naar “Das Kapital” uit 1867 van Karl Marx).
Waarom Thomas Piketty in tegenstelling tot veel collega-economen wél internationaal is doorgebroken met een bestseller over economie, komt vooral omdat Piketty niets aan het toeval heeft overgelaten door zijn stellingen in zijn boek stevig te onderbouwen met uitgebreide data, feiten, analyses en statistieken. Daar waar andere economen al decennialang uiteenlopende beweringen plegen te doen die regelmatig meer op gevoelens dan op feiten lijken te zijn gebaseerd, zijn vriend en vijand het erover eens dat Piketty meer recht van spreken heeft door zijn uitvoerig onderbouwd onderzoek.
Wat Piketty samengevat in zijn boek aantoont, is dat het rendement op vermogen groter is dan de groei van de economie. Afgezien nog van de (enorme) verschillen in lonen wereldwijd, is hierdoor een situatie ontstaan waarin de tot stand gekomen inkomensverschillen tussen rijk en arm in de toekomst alleen maar groter en groter zullen worden waardoor het op den duur zelfs een gevaar zal gaan vormen voor de democratie. De kern van democratie is tenslotte dat iedereen een gelijke stem heeft, maar in een samenleving waarin een kleine groep de volledige financiële macht heeft, is dat een illusie. Waardoor de kans op onvrede, instabiliteit en oorlogen zal toenemen.
Een mogelijkheid die Piketty aandraagt om de ongelijkheid te verkleinen is het zwaarder belasten van de vermogens: de dagobertducktaks.    
 

Steeds terugkerende patronen

Ik ben geen econoom. Sterker, hoe breed ik ook geïnteresseerd ben, heeft het onderwerp economie mij altijd weinig kunnen boeien. Dat zal ermee te maken hebben dat als je aan economie denkt, je meteen aan geld denkt en ik zelf ervan overtuigd ben dat in die samenleving (mijn Utopia) waarin mensen het meest gelukkig zullen zijn geld helemaal niet bestaat. Ja, ook ik heb geld nodig, maar verder doet het mij niets. Maar dat is een andere discussie.
Desalniettemin ben ik er in mijn leven inmiddels ook achtergekomen dat het leven een stuk simpeler in elkaar steekt dan ik altijd dacht. Als je op zoek naar de waarheid alles in het leven door gaat analyseren kom je uiteindelijk uit op een aantal steeds terugkerende patronen die de werkelijkheid een stuk duidelijker en verklaarbaarder maken. Als iemand mij vraagt om dé filosofie van Tonko Lumn in één zin samen te vatten dan is het deze zin wel.
Als je bijvoorbeeld kijkt naar een willekeurig mens en je gaat bepaald gedrag van hem analyseren in een poging het te verklaren dan is de kans groot dat je door alle ruis heen uiteindelijk gewoon zal stuiten op het ego. Deze ruis kan bijvoorbeeld bestaan uit een vlotte babbel die verhullend werkt voor allerlei achterliggende angsten, onzekerheden en ware (veelal egocentrische en egoïstische) motieven. De mens is en blijft gewoon een dier dat voor alles gaat voor de primaire, vanuit het ego ontsprongen behoeftes.
 

Twee groepen mensen

Dus zonder vanuit het perspectief van een econoom in te gaan op details kan ik vanuit mijn analyserend vermogen kijkend en zoekend naar patronen en de waarheid wel iets vertellen over de essentie van het boek van Thomas Piketty en over de reden waarom er (vooral onder de rijken) zoveel ophef over is ontstaan.
Om mijn punt duidelijk te maken, zal ik het een en ander simplificeren en chargeren. Bijvoorbeeld door te stellen dat je mensen op basis van hoe ze in het leven staan - en dan met name op het gebied van hun omgang met geld en middelen - in twee groepen kunt indelen. 
 

Survival of the fittest groep

Aan de ene kant heb je de mensen die bewust dan wel onbewust het uitgangspunt hanteren dat ze in een harde wereld leven en ze dus in de eerste (en soms zelfs laatste) plaats aan zichzelf en hun familie moeten denken om te overleven. Het is ieder voor zich, je moet hard werken en pakken wat je pakken kan, want het leven is al zo kort. Als ze krijgen wat ze hebben willen, zijn ze gelukkig. Ongeacht wat anderen krijgen en hebben. Noem het de “survival of the fittest” groep. 

Sociale groep

Aan de andere kant heb je de mensen die bewust dan wel onbewust als uitgangspunt hebben dat, wellicht juist omdat het een harde wereld is, ze niet (willen) vergeten dat ze met andere mensen samenleven en ze dus behalve aan zichzelf en hun familie ook aan (delen met) anderen denken. Bij de beoordeling van geluk kijken ze niet alleen naar zichzelf maar ook naar anderen en het groter geheel. Noem dit de sociale groep.
 

Kapitalisme vs. socialisme en communisme

Zwart-wit bekeken kun je stellen dat het kapitalisme is voortgevloeid uit het eerste uitgangspunt en het socialisme en (meer radicale) communisme uit het tweede.
Het kapitalisme wil zo min mogelijk bemoeienis van de overheid omdat het recht van de sterkste moet gelden: je hebt zelf in de hand wat er van je terechtkomt en als je maar hard genoeg werkt, kun je bereiken wat je wilt.
Het socialisme en het communisme in oorsprong willen ter bescherming van alle burgers juist overheidsbemoeienis die erop toeziet dat alles zo eerlijk mogelijk wordt verdeeld. Waarbij het mij overbodig lijkt te vermelden dat het communisme in de praktijk al heel snel is gaan afwijken van de theorie. De reden waarom dit gebeurde, beschreef George Orwell al in 1945 voortreffelijk in zijn meesterlijke persiflage op de Russische Revolutie “Animal Farm” en kan worden samengevat in een paar woorden: egoïsme, hebberigheid en de behoefte aan macht. Leuk en aardig het idee dat “Everyone is equal” zo lang als we daarbij maar niet vergeten dat “Some are more equal than others.”
 

Rekening houden met verschillen tussen mensen

Wat de twee groepen naar mijn mening vooral onderscheidt, is dat de sociale groep meer rekening lijkt te houden met de verschillen tussen mensen terwijl de survivalgroep daar geen boodschap aan lijkt te hebben.
Als iemand die “de waarheid” poogt te zoeken, ben ik gek op feiten. Een van de feiten in dit verhaal is dat mensen per definitie ongelijk zijn en dat de factoren geluk en pech hierin een essentiële rol spelen. Geluk of pech kan bijvoorbeeld net dat verschil maken tussen geboren worden in een welvarend gezin in Europa of geboren worden in een van de armste landen in Afrika. Een miljonair uit een welgestelde familie in de Verenigde Staten zal een overtuigd kapitalist zijn, maar de interessante vraag is of hij dat ook zou zijn geweest als hij als zoon van onaanraakbaren (de laagste kaste) in India zou zijn geboren.
Afgezien nog van de locatie waar je geboren wordt, heb je natuurlijk met nog veel meer factoren te maken die ongelijkheid veroorzaken. Vat het simpel samen in de nature- (genen, intelligentie, fysieke en geestelijke gesteldheid etc.) en nurture-factoren (opvoeding, sociale omgeving, peergroepen etc.).  
 

Tabula rasa

Stel dat iedereen op deze wereld wordt geboren zoals filosofen als Aristoteles, Thomas van Aquino en John Locke vroeger dachten: als ongeschreven blad (“tabula rasa” - ongeschreven plank). En daar bovenop groeit iedereen ook nog eens op in vergelijkbare nurture-omstandigheden. In dat geval zou ik de grootste voorstander van het kapitalisme zijn: je begint allemaal op hetzelfde punt en dus is het helemaal aan jou wat je er verder van maakt. Eerlijker kan niet. Succes ermee!
Maar de werkelijkheid is compleet anders. Ieder mens is verschillend waardoor voor de één kans op succes en rijkdom veel groter zal zijn dan voor de ander. Wie weet loopt er op het moment dat ik dit schrijf wel ergens in Afrika een jongetje/meisje naar water te zoeken dat de potentie en genialiteit van een Bill Gates heeft maar waar we nooit achter zullen komen eenvoudigweg omdat de omstandigheden daar dat voorkomen.

Vervolg komt hierna.
 

Tonko

 

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.Tonko

 

 

zondag 23 november 2014

164. COLUMN ISLAMITISCHE STAAT (I.S.), ONTHOOFDINGEN, WIE VAN DE DRIE, WIL DE ÉCHTE GOD NU OPSTAAN?: "Dat heeft zo'n Schepper als jij toch niet nodig?"

ONDERWERPEN: ACTUALITEIT - I.S. - GOD - WIE VAN DE DRIE
 

Wie van de Drie

Stel, nog éénmaal komt er een speciale aflevering van het bekende televisiespelprogramma “Wie van de Drie”. Het publiek ziet drie indrukwekkende silhouetten achter een gordijn, het doek gaat omhoog en de drie personen stellen zich aan het publiek en het vierkoppige panel voor.
 
“Mijn naam is God.”
“Mijn naam is God.”
“Mijn naam is God.”
 
Speciaal voor deze gelegenheid heeft God Himself drie personen uit het dodenrijk meegenomen: wijlen presentator Herman Emmink tezamen met wijlen panelleden Albert Mol en Kees Brusse. Het panel wordt gecompleteerd door twee nog levende oud-panelleden: Sonja Barend en de nog altijd zeer populaire Martine Bijl die gelukkig een gaatje in haar agenda heeft kunnen vrijmaken tussen al haar werkzaamheden door voor Heel Holland Bakt (op mij na dan).
 
Herman Emmink leest van zijn kaartje voor:
 
“ ’Mijn naam is God.
 
Als schepper van het heelal en al het bestaande - en dus ook van u - heb ik een hele drukke baan waarin ik eigenlijk tijd (overigens ook door mij gecreëerd) tekort kom om alles in goede banen te leiden.’
 
was getekend: God.”
 
Ook nu weer draait het om die ene vraag: wie van de drie? Wie van deze drie is nu de enige échte God? De spanning in deze speciale aflevering stijgt per minuut. Nooit eerder heeft het publiek zo halsreikend uitgekeken naar het moment suprême waarop Herman Emmink de verlossende slotvraag mag stellen. Eindelijk is het dan zover:
 
“Wil de echte God nú opstaan?”
 
Na wat (voorspelbare) schijnbewegingen van de twee nep-Goden rijst uiteindelijk de enige ware Almachtige op uit zijn zetel.  
 
Nee, het is niet de God van de christenen (die met die zoon) die op stoel 1 zat.
Nee, het is ook niet de God van de joden (die zonder zoon) die op stoel 2 zat.
Maar de enige ware God blijkt verrassend genoeg (behalve voor de moslims) toch gewoon Allah op stoel 3 te zijn!
 

Die verdomde I.S.

En niet zomaar Allah, nee gedurende de uitzending blijkt al snel dat het gaat om exact dezelfde Allah waar de Islamitische Staat ons allemaal de laatste tijd zo overenthousiast en volhardend op attent heeft trachten te maken. Had die verdomde I.S. het al die tijd toch gewoon bij het rechte eind! En wij maar denken dat ze niet spoorden. 
Helaas hebben Allah en de twee nep-Goden het spel niet zo goed gespeeld waardoor ze niet veel geld hebben gewonnen. Alle panelleden hebben de vraag wie van de drie de echte God was goed beantwoord.
 

Walging

Wat overigens geen verrassing genoemd mag worden, aangezien naarmate het spel vorderde het iedereen steeds duidelijker werd dat kandidaat nummer drie een geloofsfanatisme tentoonspreidde waar de andere twee nog een puntje aan konden zuigen. Zo bleek Hij bijvoorbeeld niet in staat om zijn walging over het in Zijn ogen ongelovige panel en publiek te kunnen onderdrukken. Met name de arme homoseksuele Albert Mol moest het continu ontgelden. Hoe grappiger Albert probeerde te zijn, hoe geïrriteerder kandidaat drie reageerde.
Toen Allah tegen het einde van het spel nog persé kwijt wilde dat er na de uitzending koppen zouden gaan rollen, twijfelde geen panellid meer over zijn/haar definitieve keuze: viermaal bordje nummer drie werd omgedraaid en met succes.
De lach op de gezichten van de panelleden verdween echter snel toen Allah liet weten zijn woorden rap in daden te zullen omzetten. Zijn toevoeging dat Hij geen grap maakte, was overbodig. Zelfs de ook niet bepaald van humor overlopende nep-Goden was het al opgevallen hoe serieus en humorloos kandidaat drie de vragen beantwoordde. 
 

Russisch Roulette

Wat begon als een leuk spelletje begon nu toch steeds meer aan te voelen als een spelletje Russisch roulette. Zeker toen de toch al dode Kees Brusse de moed bijeenraapte om wat olie op het vuur te gooien door zich tegenover Allah hardop af te vragen waarom Hij als Almachtige het zaaien van angst toch zo noodzakelijk achtte om mensen ervan te overtuigen om Hem te volgen. Blijkens de opmerking die Kees naar Allah maakte, had hij bij leven nog de gelijknamige theatershow uit 1994 van Herman Finkers gezien: “Dat heeft zo’n jongen (lees: Schepper) als jij toch niet nodig?” 
 

Een beetje God zou dat moeten weten

Kees had een punt. Je wilt als Opperwezen toch gewoon veel liever dat de mensen in Jou geloven omdat ze zien dat Jij goed en liefdevol bent en ze aldus aanvoelen dat Jij de enige juiste weg bent? Wat voor bevrediging geeft het een Almachtige in godsnaam als de I.S. straks de hele wereld namens Hem verovert en iedereen dwingt om moslim te worden en daar enkel en alleen in slaagt omdat iedereen bang is anders zijn kop er (letterlijk) niet bij te houden? Wat is de lol daaraan?
Angst creëren werkt een tijd. Maar probleem is dat het vroeg of laat tegen je gaat keren en als een boemerang terugschiet. Een beetje God zou dat moeten weten. Menig dictator kan erover meepraten.
 
Ik hoop maar dat er nooit zo’n speciale “Wie van de Drie” uitzending komt. Of dan in elk geval met een andere "winnaar" of een andere, liefdevolle Allah. Maar als ie komt, ga ik zeker kijken. Tenzij “Heel Holland Bakt” op de andere zender is natuurlijk. 
 

 

Tonko

 

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

 
 
Wie van de Drie: Albert Mol, Martine Bijl en Kees Brusse
 

zondag 9 november 2014

163. COLUMN AUTORITEITSPROBLEEM (?), KEN UZELF, PRIVÉ, PUBERZOON, LEF: Mensen die zichzelf durven te zijn, komen het verst en worden het gelukkigst

ONDERWERPEN: KEN UZELF - AUTORITEITSPROBLEEM?

 

De appel valt niet ver van de boom

“Ken uzelf” zou in een inscriptie in de Tempel van Apollo van Delphi hebben gestaan. De uitspraak zou van de Griekse filosoof Socrates afkomstig kunnen zijn, maar dat is niet zeker.
Naarmate ik ouder word, merk ik dat jezelf leren kennen bepaald geen sinecure is. Pas nu ik achtenveertig jaar oud ben, durf ik te stellen dat ik mezelf echt goed ken. Maar decennia geleden zou ik waarschijnlijk precies hetzelfde hebben gezegd, terwijl ik inmiddels met de kennis die ik nu heb, weet dat dat nergens op had geslagen.
Dat het proces van mezelf leren kennen pas echt goed op gang is gekomen toen ik kinderen kreeg, is niet gek. De appel valt tenslotte niet ver van de boom en wie (zelf)kritisch naar zijn eigen kinderen kijkt, zal vaak het gevoel hebben in een spiegel te kijken. Met alle voor- en nadelen, want soms is dat confronterend tot aan het irritante toe. Net als de harde maar ware constatering dat bepaalde eigenschappen bij je kinderen je helpen herinneren waarom je ook al weer van hun moeder bent gescheiden. Iets wat mijn ex andersom natuurlijk totaal niet zal hebben… 
 

Eén spookrijder? Ik zie er wel honderd!

Mijn tweede zoon heeft moeite met autoriteit. Of moet ik zeggen autoriteit heeft moeite met hem. Hoe dichter ik de afgelopen jaren in mijn “Ken uzelf” zoektocht bij mezelf kwam, hoe vaker ik het kenmerk “U heeft moeite met autoriteit” zag passeren.
Noem mij koppig (wat ik overigens niet ben), maar ondanks dat ik dit kenmerk wel begrijp en ook herken ben ik het met de omschrijving nooit eens geweest. Ik vind namelijk dat ik niet zozeer moeite heb met autoriteit als wel dat autoriteit moeite met mij schijnt te hebben. Als een leidinggevende gewoon openstaat voor kritiek en afwijkende ideeën dan is er niets aan de hand. Maar keer op keer is gebleken dat dat voor de meeste leidinggevenden moeilijk zo niet onmogelijk is en dan vind ik het wel heel makkelijk om te roepen dat ik degene ben die moeite heeft met hen in plaats van andersom. Het is maar van welke kant je het bekijkt: "Eén spookrijder? Ik zie er wel honderd!" Wat ook perfect aansluit op mijn motto: “Velen vinden mij eigenwijs. Ik niet.”


Gedist

Voor mijn zoon geldt nu al precies hetzelfde. Hij valt op in de klas omdat hij niet zo’n bravertje is dat alles voor zoete koek slikt waardoor hij regelmatig discussies aangaat met zijn docenten. Het grote verschil tussen hem en mij op veertienjarige leeftijd is dat ik precies hetzelfde dacht als hij, maar dat ik een onzekere nerd was en hij veel steviger in zijn schoenen staat. Hij is gelukkig wél zelfverzekerd genoeg om het lef te hebben om op zijn tijd autoriteiten te prikkelen en uit te dagen.
Laatst was er een incident waarbij mijn zoon werd geduwd door een vriend waardoor hij tegen een docent aanbotste die hierdoor wat van zijn thee over hem heen kreeg. De docent werd woedend en begon op mijn zoon te schelden die sorry zei maar daar wel aan toevoegde dat hij er ook niets aan kon doen omdat hij was geduwd.
De docent bleef echter op hem foeteren waarna mijn zoon olie op het vuur gooide door ook boze dingen terug te gaan roepen.
De docent beval mijn zoon mee te gaan naar zijn mentor wat mijn zoon prima vond. Bij de mentor legde mijn zoon rustig uit wat er was gebeurd en dat het fout van hem was geweest om terug te schelden, maar dat hij aan het incident ook verder niets kon doen. De docent bleef er echter maar op hameren dat mijn zoon zich zo onbeheerst en brutaal had gedragen en dat hij dat niet pikte. Waarna mijn zoon hem van repliek diende door te zeggen dat hij zelf met dit gedrag begonnen was en dat je van een volwassen docent meer zelfbeheersing mag verwachten dan van een jongen van veertien. De docent was gedist. Het enige wat hij hierop nog wist uit te brengen was dat mijn zoon “een serieus autoriteitsprobleem” had.
 

Juist een kwaliteit

Ja, ja, mijn zoon is hier weer degene met een (autoriteits) probleem en het is niet toevallig zo dat de autoriteit een probleem heeft in de wijze hoe om te gaan met een (terecht) weerwoord van een “onderdaan”. Het is wederom maar weer van welke kant je het bekijkt.
Waar mijn zoon mede door dit soort incidenten ook van zijn moeder en stiefvader regelmatig te horen krijgt dat hij inderdaad een autoriteitsprobleem heeft, ga ik daar dwars tegenin door aan mijn zoon te benadrukken dat hij nooit moet vergeten dat dit juist een kwaliteit van hem is.
Uiteraard niet zonder de belangrijke nuance dat hij kritiek altijd tactvol moet proberen te brengen om te voorkomen dat hij zijn eigen glazen ingooit, druk ik hem op het hart dat hij zich nooit door autoriteiten de mond moet laten snoeren. Mensen die zichzelf durven te zijn, komen het verst en worden het gelukkigst.
 

Voorbarige adviezen

Ik mag hopen dat mijn zoon het “Ken uzelf”-proces wat sneller zal doorlopen dan zijn vader. Om hem daarbij te helpen, geef ik hem nu al - wellicht soms wat voorbarige - adviezen. Zo vertelde ik hem naar aanleiding van dit incident dat wat hij later op werkgebied ook zou gaan doen, ik nu al vermoed dat hij met zijn “autoriteitsprobleem” er vroeg (beter dan na je veertigste) of laat achter zal komen dat hij het best voor zichzelf kan gaan beginnen. Want met zo'n karakter zul je in menig bedrijf nog tegen een hoop muren (en ontslagen) aanlopen. En ik kan het weten. 
Maar kijkend naar het zelfvertrouwen en lef van mijn zoon maak ik me niet veel zorgen: dat komt wel goed met hem. 
 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.